Elk jaar kijken we verwachtingsvol uit naar Kerst. Midden in de donkere tijd, nou, met al dat kunstlicht is het nauwelijks meer écht donker te noemen in de verstedelijkte gebieden van Nederland, vieren we het keerpunt: vanaf Kerst zullen de dagen weer langer gaan worden en groeien we het voorjaar en de zomer weer tegemoet. Het is bij uitstek een gezelligheidsfeest: knus bij elkaar, samen eten en samen rond de kerstboom. Die nadruk op samen houdt overigens ook in dat er heel wat mensen zijn die zich juist met Kerst heel alleen voelen, en die ernaar uitkijken dat op 2 januari al die feestdagen eindelijk weer voorbij zijn en het leven zijn gewone gang herneemt.

Veel mensen weten nog wel dat we met Kerst de geboorte van Jezus vieren, zo’n tweeduizend jaar geleden, in Israël, en wel in een grot in de velden bij Bethlehem. Maar nog maar weinig mensen weten, waarom de geboorte van Jezus eigenlijk zo belangrijk was om die tweeduizend jaar later nog steeds zo uitbundig te vieren. Opvallend genoeg is de eigenlijke betekenis van het kerstfeest nog altijd het beste bewaard gebleven in het oosters orthodoxe christendom, dus in Rusland, Griekenland en Roemenië bijvoorbeeld. Daar blijft het kerstfeest niet beperkt tot 2 dagen -25 en 26 december- maar is Kerst een feesttijd die begint op 25 december, en die pas op 6 januari afgesloten wordt. 6 januari is zelfs het hoogtepunt van de kersttijd, waar men dan ook langzaam naar toe leeft. Dan wordt de Epifanie gevierd, ofwel het feest van de Verschijning van Christus bij de doop in de Jordaan. De volle nadruk van het kerstfeest ligt in de Oost-Europese traditie dus niet op 25 december, maar op 6 januari, de dag waarop Jezus gedoopt wordt in de Jordaan en overschaduwd wordt door de Christusgeest. Want dát is de eigenlijke betekenis van Epifanie, ofwel van de Verschijning van Christus, dat het allerhoogste Lichtwezen, de Christus, zich bij de doop in de Jordaan verbindt met een eenvoudig mens, en diens lichaam en ziel binnentreedt en doordringt. Sfeer na sfeer is de Christus voordien vanuit de hoogste lichtwerelden neergedaald om uiteindelijk de donkere, lage sfeer van de aarde binnen te gaan en zich daar te verbinden met een mens. In en dóór die mens heen zal de Christus nu worden omgevormd tot een aardse, menselijke kracht.

Het is in wezen iets onvoorstelbaars: het allerhoogste Lichtwezen, de Christus, daalt af naar de aarde om daar aan de mensen gelijk te worden en om er zelfs de aardse dood te doorleven in het lichaam van Jezus! Zó zeer is hij ons mensen gelijk geworden! De Christus nam dat besluit om naar de aarde af te dalen – en zichzelf daarbij te ‘ontledigen’, zoals Paulus dat zo prachtig verwoordt – omdat hij voorzag dat de mensheid dreigde weg te zakken in een sfeer van volstrekte verharding, egoïsme en onwetendheid. De Christus voorzag dat wanneer die ontwikkeling zich op deze manier zou voortzetten, de mensheid zichzelf tenslotte volkomen zou uitleveren aan de (geestelijke) machten van het duister. Door hen zou de mensheid dan uiteindelijk aan de volkomen vernietiging worden prijsgegeven. Door nu zelf naar de aarde af te dalen, hoopte de Christus dit proces om te buigen, en hoopte hij de mensheid op een weg te brengen die hen terug zou brengen tot in de volmaakte wereld van het licht.

Dáárom daalde de Christus in een lange weg – waarbij van hem een voortdurend offer gevraagd werd – af naar steeds donkerder werelden om zich in en door Jezus tot een menselijke, aardse kracht te laten omvormen.

Want dát is het wat er gebeurde in de drie jaar dat Jezus de Christusdrager mocht zijn: in die drie jaar werden zijn lichaam en zijn ziel volkomen ‘verchristelijkt’, omgevormd, net zolang tot hij bij zijn dood aan het kruis letterlijk tot in zijn botten toe de aardse manifestatie van Christus geworden was. En toen Jezus, de Christusdrager, stierf aan het kruis, ‘gaf hij de geest’, en baarde daarbij de Christusgeest, die nu, omgevormd, vermenselijkt, in de sfeer van de aarde werkzaam kon worden. Sinds die tijd is de Christusgeest hier op aarde voortdurend op zoek naar de deur van alle mensenharten, en dus ook naar de deur van ons hart, om daar binnen te mogen gaan en er ons hart stap voor stap om te vormen: van een egoïstische en egocentrische levenskracht tot een kracht van pure liefde die in staat is de aarde en de mensheid om te vormen.

Als we dus met Kerst vieren dat vanaf die tijd de dagen weer langer zullen gaan worden en dat het zonlicht steeds voller zal gaan schijnen, dan is dat een prachtig en veelzeggend beeld van de eigenlijke en geestelijke betekenis van het kerstfeest: dat door de nederdaling van de Christus op aarde er een geestelijke kracht in werking gezet is die het donker op aarde stap voor stap tot pure lichtkracht om zal vormen. En wie deze Christus in het eigen hart binnenlaat en aan het werk laat gaan, die zal mee mogen werken aan die grootse opdracht: om hier op aarde donker om te vormen tot licht.